Het ceremoniële huis
In het Rijksmuseum voor Volkenkunde is het interieur van een ceremonieel huis te zien, afkomstig uit het Abelam-dorp Apangai.
De houtsnijwerken en schilderingen zijn speciaal gemaakt voor een initiatieritueel in 1984.
Na zo'n ritueel worden de beelden en schilderingen verwijderd.
Bij een volgende initiatie wordt het mannenhuis dan weer gevuld met voor die speciale gelegenheid nieuw vervaardigde, opstellingen.
Daarom hadden de bewoners van Apangai er geen bezwaar tegen om dit interieur aan het museum te verkopen.
De Gambawut-ruimte in het ceremoniële huis van Apangai
In het ceremoniële huis van Apangai bevonden zich vier ruimten, alle met hun eigen inrichting en functie.
De opstelling die in het museum te zien is, komt uit de derde ruimte, die Gambawut heet en zich in het achterste gedeelte van het geestenhuis bevindt.
Deze ruimte is ongeveer 8,5 meter lang en tussen 7 en 3 meter breed (de ruimte loopt naar achteren smaller toe).
De centrale figuur is een voorouderbeeld van meer dan twee meter.
Dichtbij de beide hoeken in het achterste gedeelte bevonden zich twee liggende spleettrommen.
Deze ceremoniële muziekinstrumenten, die al vele jaren in gebruik zijn, behoren tot de vaste inventaris van een geestenhuis
en worden niet na een initiatie verwijderd. Daarom ontbreken ze in de museumopstelling: ze zijn terecht in Apangai achtergebleven.
Centraal in de ruimte is een zittende figuur opgesteld met gespreide, enigszins opgetrokken benen en de ellebogen op de knieën.
Deze figuur is 216 cm hoog en stelt de belangrijke clanstichter Tappoka voor.
Eerder, in een andere ruimte, hebben de mannen die geïnitieerd worden, deze voorouder al eens liggend gezien.
Rechtopzittend is hij nog indrukwekkender. De kop en de romp zijn uit één stuk hout gesneden.
De armen en benen bestaan uit stokken die zijn omwikkeld met bladeren en plantaardige vezels.
Op enkele plaatsen zijn de armen en benen versierd met wikkels van blikjes vis.
Een moderne toevoeging die niet alleen voor de sier is, maar vooral dient als statussymbool;
het herinnert de toeschouwers aan het prestigieuze voedsel van de blanken dat genuttigd werd tijdens het initiatie-ritueel.
Achter Tappoka bevindt zich een een uitzonderlijk groot, uit één stuk gesneden driehoekig houtsnijwerk,
gemaakt van een boom met plankwortels en geheel met snijwerk in reliëf versierd. Dit stelt het draagnet van de clanvoorouder voor.
Op de zijkanten is de inhoud van dit mythische draagnet zichtbaar: een voorstelling van de geestenwereld waarin dierfiguren en
kosmische elementen zijn opgenomen.
Een recent motief is tussen de traditionele motieven opgenomen, namelijk het staatsembleem van Papoea Nieuw Guinea,
bestaande uit paradijsvogel, trom en speren. Zeer opmerkelijk is de kop van een koe, die aan de bovenkant is uitgesneden.
Deze verwijst naar het feit dat de groep die de initiatie heeft verzorgd nog een koe tegoed heeft van de groep die de initiatie heeft ondergaan.
Een dergelijke koe, die verkregen kan worden op een missiepost, zou als betaling moeten dienen voor geleverde diensten, zoals het maken van dit kunstwerk.
Wat in het museum ontbreekt is een lage omheining in een halve cirkel, waarbinnen de aarde bedekt is met gekleurde bladeren, witte stenen en niet-eetbare oranje en gele siervruchten. Wel aanwezig is een reusachtige kleurrijke wand vanaf de grond tot aan het dak. Deze wand is van boven tot onder met schilderingen en houtsnijwerken bedekt. De vier grote gezichten op het bovenste deel van de achterwand stellen vrouwelijke geesten uit het oerwoud voor. Op het fries prijken voornamelijk de gezichten van voorouders. De twee grote panelen onder het fries tonen de afbeeldingen van mythische clanvoorouders.
De mannelijke figuur wordt als de schepper van de lange yamknollen beschouwd. De motieven op de schilderingen verwijzen naar mythen en de yamcultus.
Zo toont deze bijzondere opstelling als geheel de relatie tussen de mens, de wereld van de voorouders en geesten, de natuur en de kosmos.
Omdat deze opstelling zo betekenisvol is, en Abelam-mannen hem pas na een jarenlange voorbereiding te zien krijgen
(en vrouwen en kinderen zelfs helemaal niet!), wilden de Abelam wel weten waar de voorwerpen terecht zouden komen.
Van een museum konden ze zich maar moeilijk een voorstelling maken. Maar na de uitleg dat een museum een soort 'mannenhuis voor blanken' was,
waren ze gerustgesteld. Bron: Museumkennis - een ceremonieel huis van de Abelam.
|